Toen in 1858 het kanaal was gegraven, bleek na een aantal jaren dat er behoefte was aan een werf waar de werkzaamheden plaats konden vinden, zoals het bouwen en repareren van vlotbruggen, beschoeiingen, meerpalen, peilschalen, sluisdeuren, schoorpalen, leuningen, plankieren, loopplanken, liggers, brugdekken en steigerdekken.
Echter de belangrijkste functie was het maken en onderhouden van vlotbruggen. Deze werf werd gevestigd in Raalte en bestond uit een werkplaats en een droogloods met daar tussen de hellingbaan met twee kaapstanders.
Werkplaats
In de werkplaats werd het hout verwerkt. In de beide zijgevels van de werkplaats zijn deuren aangebracht en twee uitneembare schotten om het materiaal van grote omvang van de straatzijde naar binnen te kunnen brengen. Na bewerking verliet dit materiaal, bijvoorbeeld als sluisdeur, de werkplaats aan de waterzijde, waarna zij met boten naar de plaats van bestemming werden vervoerd. Ook werden defecte sluisdeuren vanaf de waterzijde naar binnen gevoerd om het nodige onderhoud er aan te kunnen plegen.
Droogloods
Om vlotbruggen, sluisdeuren, beschoeiingen en dergelijke te kunnen maken, was er hout nodig. Alvorens het aangekochte hout te verwerken moest het eerst gedroogd worden. Hiervoor werd een droogloods gebouwd. Deze heeft een staande, open betimmering in de beide geveltoppen. Door deze open betimmering kon de wind over- en tussen het hout door waaien waardoor het hout gedroogd werd.
Hellingbaan
Om vlotbruggen uit het water te kunnen trekken lag er tussen de werkplaats en de droogloods een hellingbaan. Deze bestond uit twee zware eiken balken (afm. 150 x 500 mm) en lagen schuin in de dwarsrichting van het kanaal zodat de vlotbruggen uit het water omhoog konden worden getrokken. Op deze balken was over de gehele lengte een stalen plaat (afm. 120 x 10 mm) bevestigd. De stalen plaat werd tegelijkertijd met de helling mee geteerd. Hierdoor kreeg het staal een glad oppervlak.
Op ongeveer vier meter voor het hek was een kantelpunt in de hellingbaan. Wanneer de vlotbrug over dit punt getrokken was, kantelde de hellingbaan totdat deze nagenoeg horizontaal lag. Het kantelpunt lag verankerd in een betonnen fundering. Om ongewenst kantelen van de hellingbaan te voorkomen werden er stenen of blokken hout tussen het maaiveld en de bedden geplaatst. In de bedden was een inkeping aanwezig die over de betonnen fundering lag. Om verticaal kantelen van de bedden tegen te gaan, zijn er stalen platen van 15 mm dikte aan de betonnen fundering bevestigd door middel van bouten.
Kaapstanders
Voor het omhoog trekken van een vlotbrug waren er kaapstanders nodig, elk in de lengterichting van de beide hellingbanen. Omdat er maar een halve meter ruimte was tussen de hellingbanen en het hek, stonden de kaapstanders achter het hek. Daarom loopt de weg met een bocht om de MOK-werf heen.
Op het moment dat een vlotbrug op de helling werd getrokken, werd er een gedeelte van het hek open gezet. De op te trekken vlotbrug werd in de goede positie voor de hellingbanen gevaren. Daarna werd er een touw of ketting aan de kaapstanders en de vlotbrug gekoppeld.
Vervolgens liepen acht mannen rond de kaapstanders, dus vier per exemplaar, waardoor het touw opgerold werd. Zo werd de vlotbrug omhoog getrokken.
Later werd ook gebruik gemaakt van drieschijvenblokken. Nu waren er nog maar twee mannen nodig om een vlotbrug omhoog te trekken. De kaapstanders zijn in 1960 verwijderd.
Ook werden op de werf vlotbruggen hersteld. In de loop der jaren beschikte men over stalen onderhoudsvletten.
Dit betekende dat men zelf langs het jaagpad kon lopen om de onderhoudsvlet naar de plaats van herstel te slepen. Als men pech had, kon men eerst kilometers de onderhoudsvlet aanslepen alvorens met het werk te beginnen.
Vanuit de lucht is het terrein van de MOK-werf goed te zien met daarop de twee kaapstanders, de hellingbaan met vlotbrug. In het kanaal liggen ook nog eens twee vlotbruggen.